ransuil, velduil, oehoe


  ransuil (Asio otus)  

Lengte 31-37 cm, spanwijdte 86-89 cm, gewicht 250 gr.

De ransuil leeft in de nabijheid van open terrein, boomgroepen in landbouwgebieden. In grote parken met coniferen. In noordelijke gebieden een trekvogel, in Nederland een standvogel. In de winter vaak met grote aantallen samen op een roestplaats. Is in de schemering en nacht actief.

Eet hoofdzakelijk woelmuizen, met de veldmuis als belangrijkste prooi. Daarnaast echte muizen (bijv. aardmuis, bosmuis) en kleine vogels als mussen, merels, spreeuwen en vinkachtigen.

Broed in Nederland vaak in hoog geplaatste kraaien of ekster nesten, soms op de grond. Er broeden 5500 paren ransuilen in Nederland. Legperiode tussen eind maart en half april. Legsel gemiddeld 4-6 eieren. Eén legsel per jaar, tweede broedsel zeldzaam. Eieren bebroed vanaf het eerste ei. Broedperiode 25 tot 32 dagen.

De ransuil staat op de Rode Lijst van Nederlandse broedvogels als 'kwetsbaar'.


 velduil (Asio flammeus)  

Lengte 33-40 cm, spanwijdte 95-105 cm, gewicht  400 gr.

Leeft in heidevelden, de duinen, in struikgewas tussen weilanden in moerassen en hoogveen. De velduil is een zwerver die enorme afstanden kunnen afleggen. In de winter kunnen invasies voorkomen van noordelijk levende velduilen. Is ook deels dag actief.

Eet vooral woelmuizen (veldmuizen, aardmuizen). Bij gebrek hieraan schakelt de velduil over op andere kleine zoogdieren en op kleine vogels.

Legperiode tussen half april en eind mei-begin juni. 7-10 eieren. In gunstige jaren vervolglegsels, tot in juni. Eieren bebroed vanaf het eerste ei, daardoor grote verschillen in jongen. Nest op de grond. Broedperiode 24 -28 dagen. Er broeden tussen 70-120 velduilen.

De velduil staat op de Rode Lijst van Nederlandse broedvogels als 'ernstig bedreigd'. 


  oehoe (Bubo bubo)  

lengte 59-73 cm, spanwijdte 138-170 cm, gewicht 2700 gr.

De oehoe is een standvogel en leeft in bergen en bossen met een voorkeur voor gebieden met rotsen, steile kliffen en oude naaldbomen. De oehoe is deels schemer actief.

Eet ‘opportunistisch’, dat wil zeggen wat plaatselijk in overvloed voorhanden is. Van zoogdieren, muizen en ratten tot zelfs incidenteel een vos of een huiskat. Daarnaast (zee)vogels, zelfs roofvogels en andere uilensoorten, amfibieën, vissen. 

Broed meestal in maart. Legsel 2-3 eieren, soms 4-5. Om de 3-4 dagen een ei. Broedt vanaf eerste ei, jongen komen asynchroon uit. Broedduur: 33-35 dagen. Jongen na 10 weken vliegvlug. Nest op richels van bergen of steengroeves, soms oud nest van bijv. roofvogel, incidenteel op de grond. Geschikte nestplaats vele jaren in gebruik. In Nederland broeden ongeveer 40 oehoe, breid zijn broedareaal in Nederland uit.

De soort word gemonitoord door de oehoe werkgroep Nederland (www.oehoewerkgroep.nl).

De oehoe staat de op de Rode Lijst van Nederlandse broedvogels.