ruigpootuil, sneeuwuil, sperweruil


  ruigpootuil (Aegolius funreus)  

lengte 22-27 cm, spanwijdte 50-62 cm, gewicht 120 gr.

De ruigpootuil leeft in dichtte bossen met moerassen en kleine open plekken, vaak in berg gebieden. Is een standvogel maar vrouwtjes en de jongen kunnen zich in het najaar over grote afstanden verplaatsen. Is uitgesproken nacht actief.

Op het menu van de ruigpootuil staan vooral muizen, maar ook andere kleine zoogdieren en kleine vogels.

De ruigpootuil broed in holten in bomen, vooral de holen van de zwarte specht zijn geliefd. Het broedseizoen begint halverwege maart. De 2 tot 7 eieren worden door het vrouwtje in ongeveer 27 dagen uitgebroed. Na ongeveer 33 dagen verlaten de jongen het nesthol en worden dan nog minstens drie weken door de moeder verzorgd.

Gewoonlijk nestelen ruigpootuilen slechts één keer per jaar, maar in bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld bij eierverlies of bij zeer gunstige voedsel omstandigheden) kunnen de vrouwtjes een tweede keer broeden.

De ruigpootuil is een onregelmatige broedvogel in drenthe, met maar enkele broedparen.

De ruigpootuil staat niet op de rode lijst van broedvogels in Nederland.


  sneeuwuil (Bubo scandiacus)  

lengte 53-65 cm, spanwijdte 125-150 cm, gewicht 2000 gr.

leeft in open, overzichtelijke landschappen zoals (glooiende) bergvlaktes en arctische toendra’s. Waar de omstandigheden gunstig zijn, komt de sneeuwuil ook op hoogvlaktes tot broeden (1.200-1.300 meter). Toppen van heuvels of hellingen worden gebruikt als uitkijkpost. Ook ’s winters blijft de sneeuwuil veelal in open gebied, met name in kuststreken. Bij zeer strenge kou trekt hij zich terug in open bosbestanden. Buiten het broedseizoen niet streekgebonden en zwervend, geleid door voedselaanbod. De sneeuwuil is ook dagactief.

Voedsel bestaat uit lemmingen en andere woelmuizen. Ook zoogdieren zoals konijn en vogels tot formaat eend. Periodiek zijn sneeuwhoenders belangrijke prooi, tijdens omzwervingen, gevarieerder voedsel. In ijsvrije kustzones ook zeevogels, krabben en vis.

Nest een kommetje in de grond, vaak op een verhoging en vrij van sneeuw. Legselgrootte varieert sterk met voedselaanbod. In de regel 7-9 eieren. Geen nest bij voedselschaarste. Vrouwtje legt om de 2 dagen een ei, begint bij eerste ei te broeden. Jongen komen asynchroon uit. Na 8-9 weken jongen vliegvlug.

De sneeuwuil is een dwaalgast in Nederland en is in totaal ongeveer 16 keer waargenomen, hij staat niet op de rode lijst van de Nederlandse broedvogels.


  sperweruil (Surnia ulula)

lengte 35-43 cm, spanwijdte 69-82 cm, gewicht 370 gr.

Soort van de boreale wouden, hoofdzakelijk in de noordelijke taiga tot aan boomgrens. Zowel in naaldwoud als gemengd bos en berkenbos. Leefgebied bestaat uit zeer open boombestanden, afgewisseld met open vlaktes van hoogveen of kaalslag. 

In broedtijd vooral woelmuizen, met name rosse woelmuizen. Af en toe vogels en spitsmuizen. Buiten de broedtijd, in de winter, neemt het belang van vogels (vooral kleine vogels, maar ook wel sneeuw- en hazelhoen) en spitsmuizen toe. Is deels dag actief.

Broed in holtes van bomen soms oud kraaiennest. Legperiode van begin april tot eind juni. Eén legsel per jaar, maar tweede legsel bij verlies eerste legsel. Legselgrootte varieert sterk met voedselaanbod. Gemiddeld 5-8 eieren, met variatie van 3 tot 13. Leginterval 1-2 dagen. Begin met broeden na eerste ei, jongen komen asynchroon uit. 

De sperweruil is een dwaalgast en is 4 keer waargenomen, hij staat niet op de rode lijst van de Nederlandse broedvogels.